
Op deze pagina heb ik verschillende diagnoses nader omschreven in duidelijke taal zodat dit voor iedereen leesbaar en toegankelijk is.
DSM is een afkorting van Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders. Het bevat een overzicht van alle psychische en psychiatrische stoornissen. De eerste DSM werd in 1952 uitgegeven en inmiddels werken we sinds 2014 met de DSM-5. Dat komt doordat de wetenschappelijke kennis over de psychologie en psychiatrie in die tijd is veranderd en daardoor waren aanpassingen nodig. Dat blijft ook in de toekomst zo. Er zal dus nooit een DSM zijn met een soort “eindstand”. Daarbij speelt ook mee dat de manier waarop we als samenleving tegen gedrag aankijken (het waarde-oordeel) verandert.
Verschil tussen classificatie en diagnose
In de psychologie en psychiatrie is er een verschil tussen een classificatie en een diagnose.
Een diagnose is beschrijvend: een kort verhaaltje over de persoon. Daarin komen, kort gezegd, meestal de volgende onderdelen terug:
- Risicofactoren (kwetsbaarheden) en beschermende factoren vanuit biologie, sociale ervaringen en psychologie;
- De beïnvloeding daartussen;
- Hoe er in dit samenspel problemen, aandoeningen of stoornissen ontstaan.
Een psycholoog of psychiater stelt dit verhaaltje op aan de hand van wat jij vertelt en misschien de uitkomsten van diagnostiek, zoals een testonderzoek of vragenlijsten. Al deze gegevens ordent hij op de manier die hij in zijn opleiding en werkervaring geleerd heeft. Dat noem je de klinische blik en die is oneindig veel waardevoller dan een lijstje met criteria.
De classificatie is vervolgens hoe je de ontstane aandoening of stoornis zou indelen in de DSM.
De DSM zegt daar zelf over: ʺOm een psychische stoornis te kunnen diagnosticeren is het dan ook niet voldoende om alleen te controleren of de symptomen uit de classificatiecriteria aanwezig zijn. Een systematische controle of de criteria op de betreffende patiënt van toepassing zijn maakt de beoordeling zeker betrouwbaarder, maar de clinicus zal toch zelf moeten beoordelen wat per afzonderlijk criterium de ernst en de waarde is en wat dat betekent voor de betreffende diagnose.ʺ (APA, 2013). Het handboek waarschuwt er ook voor dat alleen mensen die daarvoor klinisch zijn opgeleid, de diagnoses mogen stellen.
De DSM-5 biedt gelukkig wel veel meer mogelijkheden om de classificatie en de beschrijvende diagnose op elkaar af te stemmen en laat meer ruimte voor individuele verschillen. Dat is een groot voordeel ten opzichte van de vorige versie (Amelsvoort et. al, 2014).
Waar kun je als cliënt op letten?
Ben je in zorg en krijg je met een DSM-classificatie te maken, dan staat dat meestal in een behandelplan. Dit plan bevat altijd de beschrijvende diagnose (hoe jouw klachten eruitzien en hoe dat zo gekomen is) en de DSM-classificatie. Vraag dan na wat deze betekent. Welke criteria zijn er gebruikt, welke afweging is gemaakt en wat wil dat zeggen voor je behandeling? Maar staar je er niet blind op. Richt je vooral op de beschrijvende diagnose: begrijp je het verhaal en herken je jezelf erin? Zo niet, ga erover in gesprek. Vraag uitleg. Zijn er naar jouw mening belangrijke onderdelen die ontbreken, geef dat dan aan. Vraag ook wat de aanknopingspunten zijn voor je behandeling: waar beginnen jullie en waarom?
Een goede diagnose is geen eenrichtingsverkeer, maar een gesprek. Het is niet iets wat de expert over jou opschrijft en wat dan vervolgens De Waarheid is. Als het goed is, is het een verhaal waar jullie het samen over eens zijn: de psycholoog vanuit zijn professionele blik, en jij vanuit je zelfkennis. Matchen die twee echt niet met elkaar en denk je dat je de verkeerde diagnose of classificatie hebt gekregen? Dan kun je altijd om een second opinion vragen bij een andere behandelaar.
Maak jouw eigen website met JouwWeb